Overbelasting, deel 5, Overbelasting en sport.

De reden om het uitstapje naar de sport te maken is dat (top)sporters het maximale uit zichzelf willen halen en daarmee steeds op de grens balanceren van wat mogelijk is, zowel fysiek als mentaal. 

Verder gaat veel geld om in de sport en is er ook veel geld beschikbaar om onderzoek te doen. Meetbare prestaties en meetbare belasting maken het mogelijk kwantitatief onderzoek te doen, dit is een groot verschil met professionals uit zorg en onderwijs (meer onze doelgroep). 

Een sporter heeft als belangrijkste activiteiten training, wedstrijden en rust. Het doel is maximaal presteren op het juiste moment: pieken tijdens de wedstrijd. 

Training geeft afbraak, het lichaam reageert daarop met herstel (opbouw). Het herstelproces schiet een beetje door, dit verschijnsel wordt supercompensatie genoemd. Het moment waarop dit optreedt, hangt af van de soort van training, bijvoorbeeld zware spierarbeid voor een gewichtheffer of duurtraining voor een hardloper geven supercompensatie na verschillende tijden. De volgende prikkel wordt steeds gegeven in de periode van supercompensatie zodat de training resulteert in een duurzame toename van het getrainde vermogen. 

Wordt de volgende training te vroeg gedaan, leidt dat tot overbelasting van de opbouwkracht (engels: overreaching). Dit geeft bij herhaling overtraining, het niet gereed zijn van het herstel en de nieuwe belasting die volgt putten het lichaam uit. Een te late volgende training geeft een verminderd trainingseffect. 

Andere redenen voor het ontstaan van overtraining zijn bijvoorbeeld een doorgemaakte ziekte, emotionele of geestelijke problemen. 

Het al genoemde overreaching kunnen we vergelijken met fase 1: de hersteltijd die er voor wordt aangegeven is dagen tot weken. Symptomen zijn: vermoeidheid, onrustig gevoel, spierpijn en verminderd presteren. Dit is voor een sporter een reden om in te grijpen, in het gewone werk- en privé leven gaat men doorgaans gewoon door. Fase 2 heet overtrainingssyndroom. De verstoring van de stofwisseling is blijvend geworden en de verschijnselen nemen toe. De biologie raakt verstoord (de hartfrequentie is niet normaal, het slapen wordt moeilijker, men is emotioneel overprikkelbaar, de eetlust verandert, de prestaties nemen af, men is vermoeid, de spieren zijn stijf en pijnlijk, concentratiestoornis, weerstand tegen infecties neemt af, libido wordt minder). Deze toestand wordt ook chronische metabole overtraindheid genoemd of burnout. De herstelperiode wordt aangegeven als weken tot vele maanden.
In de geraadpleegde artikelen vind ik geen onderscheid tussen fase 2 en 3, ik heb de indruk dat de sporters die een onherstelbaar verlies van vermogen hebben niet meer worden gevolgd.

In de meer recente publicaties kom ik twee vormen van overtraining tegen: de sympatische vorm en de parasympatische vorm.
Bij de sympatische vorm heeft u een verhoogde hartslag, rusteloosheid, overprikkelbaarheid en een afgenomen prestatievermogen, het is een schilklierhyperreactie, en u voelt u ook flink hyper. Deze vorm is gemakkelijk te herkennen en heeft een relatie met stress. De oorzaak is te veel wedstrijdmomenten (in de werkelijkheid of in de opvatting van de sporter). Even loslaten en het is over.
Bij de parasympatische vorm is de hartslag laag en reageert niet snel op inspanning. Dat maakt dat het niet snel wordt herkend. De sporter heeft het idee dat het prima gaat, afgemeten aan de hartslagvariatie. Bovendien slaapt men meer en heeft meer eetlust. Bij ernstige klachten heet dit het parasympatisch overtrainingssyndroom en is het advies langdurig rust.

Er worden twee oorzakelijke mechanismen beschreven,
1- te intensieve duurtraining, te hard, te veel en te lang, te veel hetzelfde
2- steeds een tandje erbij fenomeen. Dit is een ingewikkeld verhaal, een tandje erbij is een kortdurende stressreactie, het lichaam reageert daarop met een stressreactie voor het volhouden van een tandje erbij. De gevolgen van het tandje erbij worden niet meer gevoeld, er kan nog een tandje bij. Het lichaam reageert met een stressreactie voor het volhouden van een tandje erbij etcetera en wordt aldus uitgeput. 

Metingen.
Het is interessant of je door het meten van bepaalde waarden in bijvoorbeeld urine of bloed vroegtijdig kunt zien dat iemand onderweg is naar overtraindheid. Er zijn veel onderzoeken gedaan naar bijvoorbeeld lactaat (zegt iets over verzuring) cortisol, adrenaline en andere stoffen. Probleem is tot nu toe dat het niet duidelijk is welke stoffen of andere parameters je zou moeten meten. Verder is het zo dat de beleving van de sporter eerder reageert dan de laboratoriumwaarden. 

De voorlopige conclusie is dat je de sporters regelmatig moet bevragen op de beleving (is het nog leuk, hoe zwaar vind je de training….) en dan ook steeds met wisselende vragen om gewenning aan een test te voorkomen. 

De moraal van dit verhaal: Zolang wij in vreugde afzien is alles nog okee. 

Huiswerk:
Maak een verdeling van uw activiteiten in : training, wedstrijd en rust
Hoe voelt supercompensatie in mijn lijf en bestaat het ook in mijn hoofd? 

Tot de volgende keer, Wim Witteveen